Over twee weken pakt Yves Petry uit met zijn zesde roman 'Liefde bij wijze van spreken', ongetwijfeld hét boek om naar uit te kijken in 2015. Na zijn veelgeprezen 'De maagd Marino' was Petry extra gemotiveerd. 'Ik weet nu dat er lezers op een nieuw boek wachten.'
"Nee, het is geen probleem dat je tien minuutjes te vroeg bent. Kom binnen. Maar is het goed als ik eerst nog een sigaret opsteek? Die zou ik normaal gerookt hebben voor je kwam. Tegen dat Liefde bij wijze van spreken in de winkel ligt, zal ik gestopt zijn met roken. Op 15 januari, inderdaad. Ik wil graag lang en gezond leven."
In uw romans, ook in Liefde bij wijze van spreken, gaan mensen dood. Of ze kiezen voor de dood. Maar u wilt graag lang en gezond leven. Is dat niet contradictorisch?
Yves Petry: "Ik vind het leven boeiend. Het is een avontuur, een aaneenschakeling van veranderingen. Ik ben nu zevenenveertig, niet jong meer, maar ook nog niet oud. Iets in mij, de klank van mijn innerlijke stem, is al die jaren hetzelfde gebleven. Maar door ouder te worden verandert je positie: je maatschappelijke positie, en je standpunt ten opzichte van andere generaties. Bepaalde vragen in het leven worden onbelangrijk en andere vragen duiken op; je krijgt met nieuwe existentiële kwesties te maken.
"Vorige week werd ik hier door enkele studenten geïnterviewd. Ik herkende veel van mij in hen, onder meer hun vagelijk arrogante zelfverzekerdheid. Die had ik ook toen ik zo jong was. Ik vond hun houding aandoenlijk, tegelijkertijd dacht ik: jullie moeten nog veel leren. Ze zijn volwassen, maar ze zijn nog kind, en ze weten dat niet van zichzelf, hoeven het ook niet te weten.
"Ooit zal ik, laten we hopen, als zestigjarige met dezelfde milde scepsis naar veertigers kijken. Of als tachtigjarige; dat moet nog vreemder zijn. Ik las onlangs De heimweefabriek, van Douwe Draaisma, een Nederlandse psycholoog. Hij heeft het onder meer over het fenomeen van de reminiscentie. Zogenaamd vergeten voorvallen uit je jeugd keren op late leeftijd heel levendig terug in de herinnering. Günter Grass kende het verschijnsel ook. Zijn autobiografie De rokken van de ui is er deels op gebaseerd. Dat lijkt me een mooie troost voor de oude dag. Het maakt me zelfs nieuwsgierig. Dat is juist het avontuur, dat niet-weten wat er zal komen."
Weet u als schrijver wat er komen zal? Ik bedoel: weet u welke kant uw personages opgaan, of is ook dat avontuur?
"Ik zou niet schrijven als ik op voorhand wist waar ik zou uitkomen. De twijfel over hoe het verder moet, is juist een prikkel om verder te willen gaan.
"Ik werk niet met schema's. Ik vertrek vanuit de personages. Bij mij gaat het, dat is een constante in mijn zes romans, om personages die een keerpunt meemaken. Hun leven kent een breukmoment, en daar worstelen ze mee. "Ze ondergaan een transformatie, zij het geen volledige. Ze zijn half rups, half vlinder. Wat er vervolgens met hen gebeurt, zal al schrijvende moeten blijken.
"Misschien kan ik nog het best stellen dat ik, aan het begin van een roman, altijd in een soort noodsituatie verkeer. Ik heb een idee van mijn personages en hun keerpunt; ze zijn de boomstam waarmee ik de oceaan wil oversteken. Eerst moet ik door de branding - dat geworstel duurt al een halfjaar. Daarna kom ik in open water terecht, waar ik materiaal vind om die boomstam uit te bouwen tot een vlot. Dat geeft al een beetje een veiliger gevoel. Al blijf je afhankelijk van de stroming. Als het goed zit, krijg je uiteindelijk land in zicht. Niet altijd de gezochte bestemming, maar toch: een plek om aan wal te gaan en de tocht te beëindigen. Bij Liefde bij wijze van spreken was dat land weelderiger dan ik aanvankelijk had verwacht of vermoed. Heel prettig is dat."
Als uw positie in uw wereld verandert naarmate u ouder wordt, verandert ook uw manier van schrijven.
"Je levenservaring speelt hoe dan ook een rol in het schrijven. Al is niets uit mijn romans autobiografisch. Alles is verzonnen.
"Ja, ik geef als auteur emoties en gedachten weer die ik zelf heb gehad, of beschrijf een sfeer die ik heb gekend. Neem de mijmeringen over literatuur, de aandacht voor de natuur, de zoektocht naar de seksuele geaardheid, de aanwezigheid van een kind,... Dat zijn inderdaad ook allemaal kenmerken of facetten van mij, en een aantal ervan komen in meerdere romans van me voor. Maar ik giet die autobiografische elementen in een fictieve context. Ik vertel een verhaal dat uiteindelijk niet het mijne is.
"Als ik mijn persoonlijke leven rechtstreeks in mijn werk zou toelaten, zou ik dat een vorm van verraad vinden. Verraad vooral ten opzichte van mijn reële, eenmalige bestaan: dat zit ingewikkelder in elkaar dan in een roman ooit verteld kan worden."
Om nog even terug te komen op de metafoor van de oceaan: houdt schrijven hoe dan ook een noodzakelijke kwelling in? Niemand wil geheel vrijwillig op een boomstam door de branding, toch?
"Als ik schrijf, is de verdrinking soms heel nabij. Ik schrap veel. Ik herschrijf vaak en veel. Ik probeer vertelperspectieven uit die halverwege niet blijken te werken. Waardoor ik weer opnieuw moet beginnen.
"Dit was trouwens het eerste boek waarbij ik de geschrapte passages niet meteen in de prullenmand gooide. Ik bewaarde ze in een apart mapje. Hoe dat mapje heet? Schrapsels. Het zit aardig vol.
"Het winnen van de Librisprijs heeft ook erg geholpen. Mensen die voordien nog nooit van me hadden gehoord, leerden plots De maagd Marino kennen. Voor een aantal onder hen was dat blijkbaar een aangename verrassing. Dat werkt kalmerend en stimulerend. Ik weet nu dat er lezers op een nieuw boek van me wachten. Want schrijven is, naast een geconcentreerde, ook een zeer eenzame bezigheid. Je brengt je beste jaren in isolement door. Stel dat ik geen publiek had, dan zou ik ongetwijfeld gekweld worden door het idee dat ik beter wiskundige was geworden."
Was dat voor u een keerpunt dat tot worstelingen leidde? U hebt na uw bachelor wiskunde die studie abrupt verlaten en gekozen voor filosofie, en daarna voor het schrijverschap.
"Ja. Tijdens die wiskundestudie had ik het gevoel dat er iets in me afstierf. Ik was goed in wiskunde, en sommige vakken spraken me echt aan. Misschien ben ik zelfs om esthetisch-filosofische redenen wiskunde beginnen te studeren, en hoopte ik in dat gebied een schoonheid, een abstractie, aan te treffen die me moest verlossen van de soms pijnlijk concrete kantjes van het bestaan. Maar het enige waar die studie me van verloste, was mijn romantische opvatting erover.
"Het meest dwingende vraagstuk waar ik voor stond, was uiteindelijk toch mezelf. Geen wonder dat ik in de filosofie meer mijn gading vond. Maar toen ik er, na die studie, voor koos om schrijver te worden, stierf er weer iets in me af: de wetenschapper in mij. Ik heb om dat verlies gerouwd. De rouwperiode duurde tot ik begreep dat er geen weg terug was.
"Het bleek voor mij een draaglijker gedachte een gemankeerde wetenschapper dan gemankeerde schrijver te zijn."
Bepaalde wiskundigen kunnen volledig opgaan in de schoonheid van formules. Schrijven is ook formuleren.
"Het grootste genot zit nog altijd in het schrijven van een mooie zin of het vinden van het juiste woord, natuurlijk! Een voorbeeld? Uit Liefde bij wijze van spreken? Even kijken. Hier. Een primeur.
"Een van de personages ziet als puberjongen op straat het gerokte meisje naderen waar hij in stilte al langer verliefd op is. Zijn inwendige spanning, bij het zien van haar blote benen, loopt zodanig op dat het haast ondraaglijk wordt: 'Het roze marmerpatroon van hun doorbloeding bezorgde hem oorsuizingen van begeerte, deed hem knarsetanden van het gekmakende verlangen om langs de gladde wand van haar dij omhoog te klauteren tot bij het feestmaal onder haar rok, om haar slipje vol haar en heuvel op te peuzelen en zich gulzig te wentelen in het tropisch inwendige van haar maagdenvlees.'"
Is formuleren een vorm van iets laten zien?
"Absoluut. Onlangs keek ik nog eens naar de film Solaris van de Russische regisseur Andrej Tarkovski. Op een gegeven moment wordt er ingezoomd op de regen die buiten in een achtergebleven kopje druppelt. Eerst is het gewoon regen waar je naar kijkt, maar de regisseur dwingt je om te blijven kijken en legt op een of andere manier zo veel nadruk op dit ogenschijnlijk banale beeld dat er op een gegeven moment een soort bewustzijn overslaat. Ik moet voortaan beter kijken, denk je als toeschouwer.
"Als je een boek leest, heb je soms hetzelfde. De auteur geeft een observatie zo treffend weer dat zijn oog je bijna als een moreel gebod overvalt: ik moet voortaan beter kijken. Die observatie hoeft op zichzelf niets bijzonders te zijn. Maar de auteur heeft iets op een uitzonderlijke manier gezien, vandaar ook dat hij er een uitzonderlijke zin aan kon wijden.
"Dat probeer ik als schrijver ook te bereiken en door te geven aan de lezer. En in mijn onbescheiden opvatting gaat het hier niet om vrijblijvend esthetisch genot. Literatuur toont je hoe je in de werkelijkheid af en toe als iets heel bijzonders kunt ervaren. Literatuur houdt je gevoeligheid open voor de aparte, unieke, onherhaalbare aard van je persoonlijke leven. Bestaan is uiteindelijk iets heel speciaals, veel specialer dan niet-bestaan. Je hebt je tijd verspild als je daar pas op je sterfbed achter komt."
Kristien, de vrouwelijke hoofdpersoon uit Liefde bij wijze van spreken is een manipulatrice pur sang, en voor haar gedrag wordt, in tegenstelling tot het gedrag van de mannelijke personages, geen motivatie gegeven.Als lezer ben ik toch nieuwsgierig naar haar mogelijke drijfveren.
"Kristien bestaat wel in mijn hoofd. Ik bedoel: ze leeft en ik heb een vermoeden van wat haar beweegt. Maar ik weet het niet zeker. Niet zeker genoeg om haar in krachtige zinnen van binnenuit te beschrijven. Maar ook bij de mannelijke personages blijven hun motieven gedeeltelijk duister. Ik geloof niet dat het gedrag van mensen, of van mezelf, of van levensechte personages perfect verklaarbaar is. Ik vind perfecte verklaringen op dat gebied vrijwel automatisch ongeloofwaardig.
"Weet je, het is goed mogelijk dat ik, zeker als ik op voldoende lezers kan rekenen, een novelle aan Kristien zal wijden. Daarin zou ze dan zelf vertellen hoe zij geworden is wie ze is. Maar dan nog zal er geen eenduidige waarheid tevoorschijn komen. Het verband tussen wie iemand is en wat iemand zegt, tussen lichaam en woord, is niet strikt logisch."
Waarom laat u die eventuele novelle van het aantal lezers afhangen? Is er niet iets als innerlijke noodzaak?
"O, jawel. Maar ik ben ook een professional. Trouwens, mocht ik tot de spijtige conclusie komen dat het niet zinnig, of wie weet gewoon onmogelijk is om die Kristien-novelle te schrijven, dan zullen mijn vermoedens over haar wellicht in een volgende roman opduiken, in een andere context. Ik ben nog niet klaar met haar."
De liefde voor de natuur is misschien de meest oprechte in Liefde bij wijze van spreken? Oprechter dan die tussen de personages en zelfs dan die voor de kunst?
"Ik heb altijd belangstelling voor dieren gehad. Van kindsbeen keek ik graag naar natuurdocumentaires. Die gingen dan meestal over leven en dood in de savanne of het regenwoud.
"Maar met ouder worden groeide mijn belangstelling voor de natuur in mijn eigen omgeving. Het bos Mirandel, dat in mijn nieuwe roman een rol speelt en officieel Meerdaalwoud heet, begint op tien minuten fietsen hiervandaan. Ik ben er de afgelopen jaren heel vaak geweest. Heb er ook veel over gelezen. Want hoe meer je weet, hoe meer je ook ziet. Ja, voor mij is ecologie een van de weinige maatschappelijke onderwerpen waar ik me spontaan, vanuit het hart, bij betrokken voel.
"Daarom ben ik ook zo'n fan van Natuurpunt, een vereniging die geweldige dingen doet. Elk lapje grond dat ze beheren, ziet eruit als een sprookje. Jammer dat er in dit land op politiek niveau zo weinig belangstelling is voor natuurbehoud en -herstel. Voor mij is ecologie een van de weinige maatschappelijke onderwerpen waar ik me spontaan, vanuit het hart, bij betrokken voel. Ik zie natuurbesef als een vorm van cultuur, en wie het daaraan ontbreekt, vind ik eigenlijk ordinair. Een mens is heel wat, maar hij is lang niet alles."
Bestaat ware mensenliefde volgens u? Of is zijn altijd een vorm van 'liefde bij wijze van spreken'?
"Je zult mij ook niet horen zeggen dat ik een liefdesroman heb geschreven - tenzij met een glimlach erbij. Want wat is liefde? Een geheimzinnig woord. Een machtig woord ook, een beetje zoals 'God' vroeger. Vaak wordt liefde als een toverwoord gebruikt dat bepaalde illusies moet oproepen. Het wekt verwachtingen, gevoelens, soms verbitterde. Niemand spreekt het uit met de achteloosheid waarmee je bijvoorbeeld 'stofzuiger' uitspreekt. Maar wat betekent het?
"Voor mij houdt liefde in dat je voor iemand openstaat. Dat je erkent dat een ander net zo reëel is als jezelf. Dat klinkt misschien vanzelfsprekend, maar dat is het niet voor mij.
"Het was voor mij zelfs een hele schok toen ik rond mijn vijfentwintigste besefte dat andere mensen even levensecht waren als ikzelf. Dat ze net dezelfde diepte van gevoel bezaten. Dat ze net als ik hun eigen drijfveren hadden, verstandig of niet. Daarvóór voelde het toch eerder alsof ikzelf drie dimensies had en de anderen maar twee. En het bizarre is: dat vond ik heel normaal. Het personage Jasper drukt op een gegeven moment in het boek een vergelijkbaar inzicht uit."
Mensen, kunst, literatuur: ze doen allemaal aan theater. Uw roman is in bedrijven ingedeeld...
"Ik vind theater niet per definitie onoprecht. Al is het waar dat de natuur, waarover we het zojuist hadden, niet aan toneel doet, dus de liefde daarvoor is van een andere aard dan de liefde tussen mensen.
"Volgens mij houdt liefde tussen mensen in de praktijk altijd theater in. Het is een onderhoudend, liefst meeslepend spel, een vertoning waarin iedereen speler en publiek is. Met alle gevolgen van dien. Soms gebeurt het dat de tekst van een speler, of van beide spelers op is... Moet je dan het podium verlaten? Dat is de vraag. En er is geen regisseur die haar voor jou kan beantwoorden. Wie weet bestaat er ook liefde zonder tekst. Als we heel oud zijn, bijvoorbeeld."
Yves Petry,Liefde bij wijze van spreken, De Bezige Bij Amsterdam, 336 p., 18,50 euro. Vanaf 15 januari in de boekhandel. Een recensie van het boek leest u op 14 januari in deze bijlage.
MARGOT VANDERSTRAETEN ■
Verberg tekst