De opdracht van Winterland
Ze zeggen wel eens dat helden toevallig geboren worden. In mijn geval was dat zeker zo. Precies een maand voor mijn twaalfde verjaardag ontving ik een geheimzinnig mailtje: De grote eik in het park. Twintig stappen noordwaarts. Vijf stappen west. Drie meter hoog. Daar vind je de opdracht die je voor je twaalfde verjaardag moet volbrengen. Slaag en word twaalf, faal en…
Die drie puntjes deden de rillingen over mijn rug lopen. Was dit een grap of was dit een echt dreigement? Ik wilde in ieder geval twaalf jaar worden, en liefst nog veel ouder. Dus ik besloot het zekere voor het onzekere te nemen…
Ik was niet zo een stoere sterke jongen en dapper al helemaal niet! ‘Aan tafel!’ roept mijn mama van beneden. Ik deed mijn computer dicht en gooide hem op mijn bed. ‘Stomme mail!’ Ik hoor mijn grote zus naar beneden wandelen. Ze is altijd heel rustig en blij. Ze vindt mij maar chagrijnig. Dat vind ik niet. Ik ben ook rustig en blij. Ik ga ook (maar niet zo rustig) naar beneden. Ik moet er heel verbijsterd en raar hebben uitgezien, anders had mijn mama niet gezegd ‘Gaat het wel?’ ‘Natuurlijk ging het niet!’ dacht ik bij mezelf, maar ik zei ‘natuurlijk gaat het, waarom?’ Ik zag aan alles dat ze me niet geloofde, liegen is namelijk niet mijn sterkste kant. Ik ga aan tafel zitten en smeer voor mezelf een boterham met choco. Ik denk aan de drie puntjes. De letters dansen door mijn hoofd: slaag en word twaalf, faal en …. En ga dood? Of faal en je zult altijd elf blijven?
Ik ben klaar met eten. Ik ga naar boven. Als ik binnenkom in mijn kamer, zie ik dat het raam wijd open staat. Mijn hele kamer ligt vol met eikenbladeren. Op mijn bed, op de grond, op de kast en zelfs In de kast. Ik hoor mama naar boven komen. De treden van de trap kraken. Ze mag het niet zien! Dan gaat ze naar de politie. Nee, dat gaat dan helemaal mislopen, maar ik kan het toch niet alleen oplossen? Mijn mama loopt mijn deur voorbij. Oef!
Kon ik het maar aan mijn papa vertellen. Hij had mij kunnen helpen! Mijn papa heet Wim. Ik zie hem bijna nooit, want hij is zakenman in Madagaskar. Hij doet daar zaken met iedereen, zowel mens als dier. Zo heeft hij bijvoorbeeld al eens zaken gedaan met een leeuw. Lennart de leeuw heeft mijn papa geholpen met het plukken van fruit en in ruil daarvoor mocht Lennart Leeuw 50% van de smoothies hebben. Ik weet niet of het waar is. Hij vertelde het namelijk toen ik 5 jaar was, maar het klonk zo leuk dat ik gewoon wil geloven. Ik werd gewekt door een luid geklop. Het was leuk om zo even bij papa in Madagaskar te zijn, ook al was het maar een droom. Mijn grote zus doet de deur open en begint heel luid te gillen. ‘Sssst! Straks hoort mama je nog’ zeg ik snel. Het geklop was dus duidelijk niet mijn hart, maar het was mijn grote zus die op de deur klopte. Mijn grote zus stond met open mond te staren naar de duizend eikenbladeren. ‘Ik kan het raadsel met mijn zus oplossen’ bedacht ik me ineens. Ik moest en zou 12 worden.
Ik liet het mailtje aan mijn zus zien, die nog steeds met een open mond zat te staren. Ze keek me aan, met ogen die door me heen keken alsof ik doorzichtig was of zo leek het dan toch.
‘Ik haal een kompas, we vertrekken nu naar die grote eik in het park! Hoeveel stappen noordwaarts?’ zei mijn zus plots. Voor een keer was ze eens niet zo rustig. Mijn hart klopte in mijn keel. Het avontuur was begonnen! Ik deed mijn jas aan en riep ‘Mam, wij gaan even naar het park, oké?’ Hopend op een ‘ja hoor’, deed ik mijn schoenen aan. Gelukkig antwoordde mama ook ‘Ja hoor!’, zoals gehoopt. Samen met mijn zus holde ik naar buiten.
We deden 20 stappen noordwaarts en 5 stappen naar het westen. 3 meter hoog? We zaten in een park. Vreemd dat ik dit park nog nooit eerder had gezien. Ik zag nergens een boom en al helemaal geen eikenboom. Mijn zus was terug rustig. HOE?! Ik zette nog een stap vooruit, maar botste plots tegen iets aan. Wat het was kon ik niet zien. Er was een dikke laag mist opgekomen. Ik zag niets, zelfs mijn zus niet. Opeens voelde ik me alleen. Ik probeerde nog eens een stap vooruit te zetten. Ik voelde ineens de schors van een… boom! Het deed wel veel pijn, zowel de schors als mijn hoofd. De bult die ik had brandde verschrikkelijk, maar als dit echt een boom zou zijn dan kan ik er misschien wel in klimmen en vind ik misschien wel een opdracht. Ik greep voor me in de lucht en mijn hand greep een tak vast. Ik trok mezelf naar boven en greep nog een tak vast. Ik bleef verder klimmen in de onzichtbare boom tot ik ongeveer 2 meter van de grond was. Mijn hand zocht nog een tak waar ik me aan kon vasthouden, maar spijtig genoeg was er waar mijn hand greep geen tak meer en ik verloor mijn evenwicht. Met een BOEM viel ik voor de voeten van mijn grote zus. De mist was al een beetje weggetrokken en ik zag mijn zus verbijsterd naar me kijken. Ze liep me voorbij en begon zelf in de boom te klimmen. Wow, wat deed ze dat snel! Ze gooide een koker naar beneden. Eigenlijk gooide ze hem tegen mijn hoofd, nu heb ik 2 brandende bulten! Ik maakte de koker open. Er zat een briefje in. Mijn zus kwam naast me staan en ik las het voor: ‘Op de grootste berg van Winterland, die je kan vinden in je dromen, zit een draak. Deze draak gaat jou vermoorden en dan ontwaak je niet meer die ochtend of je vermoord hem…’ Alweer die drie stomme puntjes! Ik en mijn zus gingen uit het park naar huis. Ik ging onmiddellijk slapen. In mijn bed lagen de eikenbladeren me te irriteren, ze prikten me. ‘Ik wil twaalf worden’ zeg ik tegen mezelf. Bij de gedachte dat dit me nooit zou lukken, rolde er een traan over mijn wang. Ik werd verdrietig van de gedachte dat ze de verkeerde foto op het doodskaartje zouden zetten. Ik zou mijn vrienden nooit meer zien. Ik probeerde in slaap te vallen, maar het ging niet. Toch werd ik de volgende ochtend wakker. Ik had gedroomd over een pluizig konijn, maar niet over een draak. Spijtig!
De dagen vlogen voorbij, ik had geen enkele keer gedroomd over een draak. Mijn mama wist het ondertussen al, mijn papa ook. Ze had hem gebeld. Het was op een avond, ik hoorde mama wenen en uit de telefoon kwamen zoals altijd Madagaskar geluiden. De geluiden klonken anders, leeg en verdrietig. Ik hoorde Lennart leeuw wenen. Waarschijnlijk was het maar mijn verbeelding. De nacht voor mijn verjaardag weende ik, ik voelde me leeg. Al mijn vrienden en familieleden waren die avond op bezoek geweest. We hadden mijn lievelingseten gegeten: spaghetti. Ik had gelachen en voor even was ik vergeten dat ik zou doodgaan. Zou ik naar de hemel gaan? Of niet…, misschien word ik wel een sterretje of misschien ook niet. Ik had geen hoop meer vannacht, ik zou waarschijnlijk weer dromen over konijnen. Ik zou de opdracht niet hebben volbracht. Ik zou hebben gefaald en zou niet meer zijn wakker geworden. Ik ging liggen in bed en sloot mijn ogen.
Ik viel onmiddellijk in slaap. Ik zat plots in een wereld vol dromen. De wereld heette Winterland. Ik had het koud. Ik stond voor een berg. De berg was heel groot, minstens 33 giraffen hoog. Ik begon te klimmen op deze berg, maar viel er onmiddellijk weer af. Ik heb dit nog wel zo een 1000 keer geprobeerd, maar elke keer weer viel ik er af. Plots kwamen er vleugels op mijn rug. Gelukkig! Eerst had ik het niet door, maar toen ze groter werden vloog ik opeens. Ze droegen me tot boven de wolken. Ze waren groot en sterk. Machtig! Ik landde op de top van de berg. De grootste berg. Hij torende hoog boven de andere bergen uit. De zon scheen niet, wat meestal wel zo is in andere sprookjes. Er was ook geen storm of regen, het was gewoon bewolkt. Ik hoorde iets achter me. Ik draaide me om en zag dat een enorm oog me aankeek, een enorm geel oog. Aan dat oog zat een enorme, boze draak. De draak hief zijn poot op, hij bloedde! Met een slag wierp hij me op de grond. Nu bloedde ik ook. Ik stond op en bekeek hem. Hij was aan het wenen. Ik had niet veel tijd om hem te bekijken want met een rake klap sloeg hij me weer omver. Ik had pijn, veel pijn. Mijn wang bloedde en mijn arm zag blauw van de pijn. Ik huilde, zoals ik in het begin al had gezegd was ik niet zo dapper. Mijn tranen waren geen zout water, ook dat was bloed. Toch stond ik recht. Ik vloog tot boven zijn hoofd en landde op zijn neus.
Mijn hand zat ook vol schrammen dus het deed ook pijn. Een traan liep langs zijn wang, bij mij gebeurde hetzelfde. Hij hief zijn poot weer op om me nog een klap te geven, maar hij verloor zijn evenwicht. Hij gilde. Zijn lage, lange en bange schreeuw deed me pijn. Hij stortte de diepe afgrond in. Ik vloog vliegensvlug achter hem aan. ‘Nee!’ riep ik en ik ging naast hem zitten. Hij lag aan de voet van de berg en kreunde. Ik kon voelen wat hij zei, hij zei sorry. Voor wat hij sorry zei wist ik toen nog niet. ‘Je mag niet doodgaan!’ zei ik, waarom ik dat zei was me een raadsel. Want als hij niet stierf zou ik geen 12 worden, maar toch. Het voelde alsof ik de draak al eeuwen kende. Hij zuchtte zijn laatste zucht en was weg. ‘Ik mis je draak!’ zei ik zacht en streelde hem. Er waren veel dieren rond me komen staan. De inwoners van Winterland. Ik zag het konijn waarover ik zo veel had gedroomd. ‘Ken je me nog?’ vroeg hij en daarna zei hij: ‘leef je nog?’ Nee, dat was niet het konijn. Het was een stem in de verte die dit vroeg. ‘Leef je nog? Leef je nog? Leef je nog? Leef je nog? ‘herhaalde de stem. Ik schrok wakker uit mijn droom. Het was maar een droom, maar wel de juiste om 12 te worden. Ik stond op, alles deed pijn. Ik keek in de spiegel en zag dat ik onder de blauwe plekken en schrammen zat. Ze zaten allemaal op dezelfde plekken als in mijn droom, het deed ook evenveel pijn als in mijn droom. Misschien was het half echt. De grote ogen van mijn zus staarde me aan. Ze slaakte een vreugdekreetje en omhelsde mij. ‘Je leeft!’ Ik was ook heel blij want ik leefde nog. De deurbel ging. Mama kwam mijn kamer binnen en riep ‘je leeft!’ Ik kleedde me heel snel aan en ging de deur opendoen. Een man die me deed denken aan het konijn van in mijn droom stond voor de deur. Hij had een pakje vast. ‘Ik heb een pakje voor Kamille’, zei de man, ‘van Winterland.’ Ik nam het pakje aan en ging binnen op de zetel zitten. Ik maakte het pakje open. Er zat een klein hondje in dat enthousiast op mij sprong en me een lik gaf. Hij maakte een soort kreungeluid. Het klonk als draak. Hij knipoogde naar mij. ‘Ik noem hem draak’ zei ik. Draak sprong enthousiast op en neer. Er zat ook een briefje bij. Ik las hem voor, mijn grote zus luisterde maar half want ze was betoverd door draak. Dit stond er in de brief: ‘Beste Kamille, dit hondje is de draak van in je dromen. Waarom hij sorry zei in je droom is omdat hij de draak was van de slechte dromen. Als je een slechte droom had, dan was dat het bloed van de draak. Elke schram was een slechte droom. Toen hij stierf zei hij sorry, sorry voor de slechte dromen. Al 20 ridders van Winterland hadden geprobeerd hem te doden. Wat natuurlijk niet slim was, want hoe meer schrammen hij kreeg hoe meer slechte dromen. Hij is nu dood en zijn ziel zit in het lichaam van je hondje. Wat je niet weet is dat hij een kind beschermde, een draken kind. Ik denk dat je hem nog veel gaat zien in je dromen. Hij is nu de slechte dromen draak, maar ik denk niet dat er nog 1 ridder zal zijn die hem zal doden.
Gefeliciteerd met je verjaardag! Je bent een held!’
En dat was het verhaal over hoe ik een held ben geworden. Later heeft draak nog puppy’s gekregen. Hij had een vrouwtjeshond gevonden genaamd: Winterina. Wat toevallig! Papa is nu thuis beginnen werken. Hij heeft zijn huis in Madagaskar verkocht. Mijn grote zus, die bleef altijd vrolijk. En ik? Ik reisde elke nacht naar Winterland land en was daar een… een held.
Einde
Auteur: Loes Caluwaerts